Teylers Museum ligt op een unieke plek in Haarlem, in de schaduw van de St. Bavo en aan de kade van de rivier het Spaarne. Het is voor mij een geliefd plekje in Haarlem. Hoewel dat niet de reden is dat wij ernaast zijn gaan wonen, is het wel een leuke bijkomstigheid.
Toen mij dan ook gevraagd werd of ik een kleine expositie in het prentenkabinet van het museum wilde maken met tekeningen en werken op papier uit onze collectie, in combinatie met tekeningen uit de verzameling van het Teylers, heb ik deze uitdaging met plezier aangenomen.
Het is geen geringe uitdaging gebleken. Een keuze maken uit onze eigen verzameling is al geen sinecure, maar ook nog kiezen uit de immense verzameling van Teylers en een relatie tussen de beide collecties verbeelden, dat is een hele opgave. Gelukkig vond ik Terry van Druten aan mijn zijde en samen hebben we vele plezierige uren doorgebracht om elkaars collectie beter te leren kennen en een thema eruit te destilleren. We keken dus letterlijk ‘met andere ogen’ naar de werken in beide collecties. En als vanzelf kwamen we op het thema natuur. Natuur in al haar facetten, mede geïnspireerd door de eeuwenoude beuk in de tuin van Teylers, die de afgelopen tweehonderd jaar als stille getuige het wel en wee van het museum heeft aanschouwd, geflankeerd door de bijzondere boom op vijf stammen van Sjoerd Buisman en in het museum de ‘bomen’ van grafiet van Carel Visser, waarvan er een door mijn vriendinnen en mij ter gelegenheid van ‘een belangrijke’ verjaardag aan het museum is geschonken.
Met in mijn achterhoofd de zinsnede “a healthy tradition is capable of continual modification” hebben Terry en ik een selectie gemaakt waarbij de traditie binnen de tekenkunst de leidraad vormt rond de thema’s ‘het landschap in vele gedaanten’, ‘groeivormen’, ‘leven en dood’ en ‘bouw en verval’.
De werken die wij uit onze collectie kozen en combineerden met tekeningen uit Teylers Museum laten zien dat hedendaagse kunstenaars zichzelf en hun werk in een lange traditie plaatsen en daar tegelijkertijd afstand van nemen. Zichtbaar wordt wat hedendaagse kunstenaars van het verleden hebben geleerd. Soms zijn er parallellen te trekken, vaak kunnen ook nieuwe ontwikkelingen worden ontdekt. Zo is de keuze van onderwerp, het gebruik van perspectief, het werken met contrast en vlakverdeling, van licht en schaduw, iets wat kunstenaars door de eeuwen heen bezig houdt. Maar de vergelijking laat ook zien dat er in de hedendaagse kunst een grotere diversiteit is aan gebruikte technieken en materialen en dat de achterliggende concepten een belangrijke rol spelen. Geen wonder, de maatschappij is met grote snelheid complexer geworden en gemondialiseerd, waarmee ook de rol en de mogelijkheden van de kunstenaar zijn veranderd. Een weerspiegeling hiervan vind je in de tekeningen op deze tentoonstelling. Bij de werken uit onze collectie gaat het niet langer om zuivere representatie, om het zo nauwkeurig mogelijk overbrengen van de wereld om ons heen, vaak bedoeld ter lering en vermaak. In de hedendaagse tekeningen gaat het meer om de manier waarop, de gelaagdheid, het concept. Vragen worden onderzocht zoals: wat zie je eigenlijk en hoe subjectief is kijken. En ook: hoe wordt een concept verbeeld, hoe druk je de gelaagdheid uit, hoe verleidelijk is de verte, de leegte, wat is de textuur van de huid van een object. Deze vernieuwingen in de kunst zijn voor ons een belangrijke bron van inspiratie bij het verzamelen.
Op deze expositie laten we parallellen zien tussen de keuzes die kunstenaars maken wat betreft hun onderwerp, het gebruik van techniek, materialen en compositie. Zichtbaar wordt dat deze keuzes tijdsgebonden zijn.
Zo hebben wij op een wand een verzameling gemaakt van oud en nieuw werk waarop landschappen worden afgebeeld. Of je nu kijkt naar de zeventiende- of achttiende-eeuwse tekeningen waarop de natuur zo natuurgetrouw mogelijk wordt weergegeven of naar het werk van hedendaagse kunstenaars waar natuur wel aanwezig is maar vaak wordt geabstraheerd, er zijn duidelijke overeenkomsten.
Kort voor de tentoonstelling opende was in Teylers Museum een zeventiende-eeuwse tekening te zien van een rotslandschap in bruine inkt door Claude Lorrain. Deze zal qua tijdstip van ontstaan niet snel te verwarren zijn met een hedendaagse tekening van Nik Christensen, The river rained dry (2008) in zwarte sumo inkt. Ook al lijken de twee werken sterk op elkaar, toch zie je in een oogopslag dat de tekening van Christensen recent is gemaakt. Hij is harder en indringender dan het werk van Lorrain, dat vooral bedoeld was als intieme zelfstudie, op zoek naar de beste weergave van licht, ruimte en landschap. Benadrukt Lorrain zo vooral de schoonheid van de bergen, van het werk van Christensen gaat een onbestemde dreiging uit door de leegte en het ontbreken van elk menselijk spoor. Ook de techniek verschilt met die van Claude Lorrain. De sumo inkt die Christensen gebruikt maakt zijn werk veel directer en onvoorspelbaarder dan de zachte, bruinige met water verdunde inkt in het werk van Lorrain.
Door het werk van Christensen te combineren met een aantal werken uit diverse eeuwen met het landschap als onderwerp, zie je dat het gebruik van repoussoir - het plaatsen van een donkere boom of figuurtje op de voorgrond om daarmee diepte te suggereren - het spelen met de plaatsing van de horizon, de vlakverdeling, het gebruik van contrasten, licht en schaduw, allemaal eeuwenoude ‘trucs’ zijn die ook nu nog worden toegepast, maar vaak net even anders. Vergelijk het Zwitsers Landschap van Cornelis Lieste uit begin negentiende eeuw, met de Panorama Study van Ulrike Heydenreich, een collage. Hij heeft in zijn berglandschap de bomen geraffineerd in het vlak geplaatst, ze leiden het oog over het dal heen naar de bergtoppen in de verte en geven een gevoel van oneindigheid, ongemerkt gaan de bergen over in de wolken. In haar werk is het landschap duidelijk verzonnen. De figuren op de voorgrond zijn fotootjes die later zijn opgeplakt. Door er een vel calceerpapier overheen te leggen hebben ze een heiige uitstraling gekregen. En kijk je naar Recreatiegebied 68 van Renie Spoelstra, dan zie je een dreigende leegte zonder enig menselijk teken. Alle drie de landschappen suggereren weidse verten en de nietigheid van de mens in de natuur, maar elk vertelt zijn verhaal op een geheel eigen manier.
Het luchtig getekende boompje op het strand van Alejandra Freyman is een goed voorbeeld van een geraffineerde plaatsing van de horizon, maar je vraagt je wel af wat die man daar in het bad op het strand doet.
En zo kun je het gebruik van licht in het werkje Boslandschap met twee figuren van de zeventiende-eeuwse Philips Koninck vergelijken met de werkwijze van Raquel Maulwurf. Koninck maakt net als Maulwurf handig gebruik van het witte papier als een van de beeldende elementen naast inkt en krijt. Hij tekent de bomen en de figuurtjes heel nauwkeurig: het is echt een momentopname. Maar Raquel maakt in Moving landscape IV de beweging zichtbaar, het beeld van het landschap dat iemand ziet vanuit een rijdende auto.
Vergelijk ook de oudere landschappen uit de collectie van Teylers Museum eens met hedendaags werk, waarin de weergave van de natuur heel letterlijk wordt opgevat. Zoals het onhandig getekende boompje met echte takjes ernaast geplakt van Anne Lise Coste. Zij verwijst hiermee naar de helende kracht van de natuur en sjamanistische praktijken. Of de Kerstgroet van Sjoerd Buisman: een mooi door de natuur gevormd takje verstuurd aan mijn tante Greet, als blijk van vriendschap en liefde voor de natuur. Als contrast de liefdevolle, natuurgetrouwe weergave van enkele blaadjes en een takje door Sivert Nicolaas Bastert, ze lijken net echt en dat is ook de bedoeling.
Door onderwerpen van tekeningen met elkaar te vergelijken, worden de traditie en de verschillen in opvatting tussen heden en verleden goed zichtbaar. Zo is kunst in de loop der tijd meer conceptueel geworden. Het is vooral de achterliggende ideeënwereld die het hedendaags werk zijn gelaagde betekenis geeft en getuigt van een nieuwe opvatting over representatie. In het algemeen zie je dat er minder belang wordt gehecht aan een technisch perfecte uitvoering. Maar ook dat geldt niet voor iedereen, getuige de hieronder genoemde voorbeelden. Enkele ervan blinken juist uit in een technisch zorgvuldig weergegeven werkelijkheid.
Zo viel mij bij het begin van onze ontdekkingsreis door het depot van Teylers Museum een klein boekje op, dat een beetje verloren op tafel lag, klaar om te worden opgeborgen. Het was van Barend Hendrik Thier die tussen 1743 en 1811 het papieren boekje van kaft tot kaft heeft gevuld met schetsen van koeien en schapen. De tekeningen zijn prachtig, heel precies en nauwkeurig uitgevoerd, kennelijk bedoeld als voorstudies van een kop, een dijbeen, een oog, een rug. Een haast maniakaal zoeken naar de perfecte verbeelding. Er valt een mooie parallel te trekken met de heel precieze, verfijnde tekening Weazel and Rabbit van Rachel Goodyear uit ons bezit. Ook zij zoekt naar de perfecte verbeelding van een idee. In haar geval naar de overeenkomst tussen de natuurliefhebber en de kunstenaar. Beide ziet zij als gepassioneerde onderzoekers, op zoek naar juist dat ene bijzondere moment of beeld. En die ontdekking wil zij met de toeschouwer delen. Met haar stilistisch en technisch perfecte weergave van een wezel die bloed zuigt uit een dood konijn verwijst zij ook naar de spanning tussen onderwerp en verbeelding. De tekening gaat dus over veel meer dan alleen representatie: over een idee en een onderzoek naar relaties. Er is bij Thier en Goodyear dus een overeenkomst in techniek, maar het achterliggende concept is geheel verschillend.
Een ander voorbeeld is de tekening van Lin de Mol. Het werk Les hortensias de Brehat lijkt wel een negentiende-eeuwse ets. Maar deze tekening is recent gemaakt, door heel precies lijntjes te trekken met een Bic-pen. Dit werkje maakt deel uit van haar onderzoeksproject The Book of Determination (een werk in uitvoering) gestart in 2004. Determineren is een methode die in de biologie wordt gebruikt om verschillende soorten te onderscheiden. Voor Lin de Mol betekent determineren: kennis verkrijgen of je bewust worden van iets wat je van te voren niet weet, door het te observeren of te bestuderen. En dat is precies wat ook Elisabeth Koning wil: zo precies mogelijk onderzoeken hoe een pisangbloem eruit ziet. Haar intentie is om de kijker de botanische werkelijkheid te laten zien. Maar De Mol wil juist proberen de aard van de dingen te begrijpen, te beginnen met een onderzoek naar de textuur. Zelf zegt zij over haar werk: "For me to draw something is to know something intimately. It is an attempt to understand the nature of things, starting with their texture: their skin. [...] Besides investigating forms and textures of objects and organisms, these drawings look for the tension between separate objects, intending to reveal an unexpected underlying relationship between the elements."
En inderdaad, als je goed kijkt naar haar tekening, zie je dat op de blaadjes allerlei verborgen wezentjes zichtbaar worden, de imaginaire wereld die zou kunnen schuilen onder de huid van een hortensiablad.
De kunst van het weglaten kent ook een lange traditie. De tekenkunst speelt met het oog en suggereert iets dat er niet is. We krijgen een beeld van de werkelijkheid voorgeschoteld waarin wij gaan geloven. Zo hebben wij een prachtige kleine tekening van Rembrandt uit het bezit van Teylers Museum, een landschap en boerderij in bruine inkt, geplaatst naast een tekening van Jonathan Callan.
Zoals Rembrandt met enkele rake penstreken een landschapje met boerderij - compleet met boer en vee - heeft neergezet, zo heeft Jonathan Callan een blad uit een boek gescheurd en dit vervolgens met zoutzuur bewerkt. Door alle beelden en kleuren minutieus uit te vegen blijft alleen de suggestie van een ruïne over. Callan, die van oorsprong beeldhouwer is, benadert boeken als voorwerpen die simpelweg slachtoffer worden van het proces waaraan hij ze onderwerpt. Door zijn materiaal “wreed” te scheuren, knippen, vouwen en met chemicaliën te bewerken, vervormt hij de boeken tot objecten. Door het proces van bewerking en deconstructie krijgt de oorspronkelijke functie van het boek als drager van kennis een nieuwe betekenis.
Hoe anders valt de vergelijking uit tussen de ruïnetekening van Dobashi en de pentekening van een anonieme kunstenaar uit de zeventiende eeuw. De Tempelruïne #2 uit 2008 waarin Motoko Dobashi uiteenlopende elementen uit de grafische kunst uit verschillende culturen en tijden laat samensmelten, schept een geheimzinnige sfeer en lijkt bedrieglijk oud vergeleken met de realistische weergave van Romeinse overblijfselen door een anonieme tekenaar, die een haast moderne uitstraling heeft.
In het Prentenkabinet was ook een wand gevuld met vogels van diverse pluimage. Hiermee laten wij de traditie in het afbeelden van vogels zien. Het dode puttertje van Jacobus van Looy, het Haarlemse dubbeltalent uit het begin van de twintigste eeuw, hangt gebroederlijk naast de misvormde vogels van Léopold Rabus en de ekster van James Aldridge. De op het oog traditionele schilderijen van Rabus zijn doordrongen van zwarte humor en tragiek. Zijn werk en installaties, waarvan deze twee kleine vogeltjes deel uitmaken, tonen macabere vervormingen en geven een intense spanning weer, zoals ze hier op een heel dun sprietje gras of takje zitten. Om zijn vogels zo natuurgetrouw mogelijk te tekenen trekt James Aldridge zich terug in de natuur, met een vogelboekje en heavy metal muziek. Maar hij wil met zijn werk wel een dubbele boodschap overbrengen, gezien de titel van deze tweekoppige ekster: Sorrow and Joy, naar aanleiding van een bekend kinderliedje.
En dan niet te vergeten de fazanten van Wybrand Hendriks en Marc Mulders. Beide kunstenaars hebben een eigen opvatting over de weergave van de natuur. Kiest de een voor een zo realistisch en natuurgetrouw mogelijke weergave van een zojuist geschoten fazant, de ander wil juist de vergankelijkheid van het leven laten zien, van de ziel die ten hemel stijgt. Het werk van Mulders is conceptueel en religieus van aard. Ook zijn manier van werken is bijzonder. Elk seizoen maakt hij in zijn atelier een stilleven met attributen uit de natuur. Hazen, fazanten en bloemen combineert hij met reproducties van religieuze afbeeldingen. Deze stillevens worden door hem gefotografeerd of geschilderd. Mulders is een veelgevraagd glazenier van kerkramen, omdat hij religie en beeldende kunst op een hedendaagse manier weet te verenigen.
In het midden van al deze verschillende afbeeldingen van vogels plaatsten wij de Vogelkooi van Wesley Meuris. Een kunstenaar die zich met virtuele en imaginaire bouwwerken en classificaties bezighoudt. Zo onderzocht hij de gemeenschappelijke oorsprong van de dierentuin en het museum aan de hand van het begrip ‘tentoonstellen’. In de zestiende eeuw bracht de toenmalige aristocratie bijzondere voorwerpen uit de natuur (naturalia) samen in zogenaamde ‘Wunderkammer’ of kunstkabinetten. Hierin konden ook door de mens gemaakte objecten (artificialia) tentoongesteld worden. Tegelijk met de oprichting van nationale musea in de negentiende eeuw werden ook de eerste dierentuinen ingericht. Beiden houden ze zich bezig met verzamelen, bewaren en tentoonstellen: de een van dieren, de ander van kunstwerken. Het werk van Meuris moet men zien als kritiek op het tentoonstellen. De vogelkooi als woonplaats voor een vogel, maar ook verwijzend naar het opsluiten, het tentoonstellen en het esthetiseren van dat dier. Meuris verwijst hiermee naar de overeenkomst tussen het kijken naar kunst en het kijken naar gekooide dieren. Met de voor de hand liggende verschuiving van de dierentuin naar het museum: van de kooi in het virtuele dierenpark, naar de kooi van de Mona Lisa in het Louvre. Beide worden beschermd, afgeschermd, ingekapseld, “tentoongesteld”. De tekening van Meuris is geen blauwdruk voor een echte vogelkooi, maar dient als model voor zijn onderzoek naar de menselijke drang naar voyeurisme. Het is tegelijkertijd een mooi beeld voor Teylers Museum, want gluren wij in het museum niet allemaal naar merkwaardige objecten die in de loop van twee eeuwen zijn verzameld en gekoesterd? Zoals het topje van de Mont Blanc en de Dodo in het kastje van Boudewijn Büch? En zo moesten bezoekers van het Teylers Museum vroeger nog letterlijk gluren om de Rafaëls en Michelangelo’s op zaal te bekijken door de gordijntjes die ervoor hingen, op te tillen.
Zo zijn er vele parallellen te trekken. Sommige beter te duiden dan andere. De tekenkunst in het perspectief van de traditie en door “met andere ogen” naar deze werken te kijken, laat zien dat goed kijken niet alleen de basis is voor het maken van kunst, het is ook de basis voor verzamelen.
Marieke Sanders, Terry van Druten
Pieter Sanders, 2013
Maarten van Houten
978-90-820684-0-5