Ik zie ik zie wat jij niet ziet: De kunstcollectie van Pieter en Marieke Sanders-ten Holte
Cosimo, online-tijdschrift voor beeldende kunst
Cosimo, online-tijdschrift voor beeldende kunst
Wanneer boeken, nadat ze zijn gelezen, in handen vallen van Jonathan Callan (Engeland, 1961) maken ze kans op een tweede leven. Al tien jaar transformeert de kunstenaar vrolijk gekleurde, opgerolde boeken tot verrassende sculpturen. Gereduceerd tot object wordt het boek ontdaan van zijn mythische status als drager van kennis aldus de kunstenaar. En: ‘Niet langer leesbaar doet het alleen nog dienst als visuele taal in het media tijdperk’.
Modal Logic maakt deel uit van de kunstcollectie van Pieter en Marieke Sanders - ten Holte. Uit hoeveel objecten de collectie bestaat blijft geheim, maar groot is ’ie.
Als zoon van kunstverzamelaar Piet Sanders (Schiedam, 1912) zit het collectioneren junior in het bloed. Aanvankelijk worden wel stukken van senior geleend, maar waar vader kiest voor modern, gaan zoon en schoondochter voor hedendaags.
De vraag hoe en waarom uit het duizelingwekkende aanbod aan kunst juist dat werk wordt gekozen, beantwoordt Sanders (Schiedam, 1938), met een wedervraag: ‘de wereld zit vol met vrouwen, waarom word je verliefd op die ene en laat je de andere aan je voorbijgaan?’ Daar heeft de verslaggeefster natuurlijk niet van terug; het blijkt een kwestie van gevoel en intuïtie te zijn.
In werkelijkheid echter, is het keuzeproces vele malen gecompliceerder en juist dat proces vindt het echtpaar zo spannend. Jongere kunstenaars, werkend met nieuwe media, hebben de voorkeur. Kunst moet iets eigens laten zien en dient naast grensverleggend, vooral grensoverschrijdend te zijn. In de woorden Marieke Sanders: ‘de nieuwe media moeten vooral een toegevoegde waarde hebben, een evocatie van de verbeelding, die niet door andere media kan worden opgeroepen, daar zoeken we naar.’
Vlakbij Modal Logic staat, op dezelfde kast, een sculptuur van Yvonne Dröge Wendel (Karlsruhe, 1961). Voor de een is het harige zwarte beeld een abstracte vorm, voor de ander een mens of gewoon een object, en voor een derde is het – zeker weten - Maria met haar Zoon op de arm. Een eigen betekenis aan het werk geven, er zijn unieke gevoelens op projecteren, dat is precies wat de kunstenaar wil dat de toeschouwer doet. Niet alleen in het conceptuele werk - ze is in 1992 in het huwelijk getreden met de kast Wendel, waarmee ook een huwelijksreis werd gemaakt - maar ook in de sculpturen worden de grensgebieden onderzocht ‘waar voorwerp en individu op welke wijze dan ook in elkaar overgaan, als het ware mentaal en fysiek in elkaar oplossen’.
Het zwarte vilt bedekt een stuk marmer; althans ….. als we DrögeWendel mogen geloven. Zeker weet de kijker dat echter niet enjuist dat fascineert de Sanders’ zo in dit stuk. Het is raadselachtig, mystiek, ja mythisch bijna.
Met bovenstaande werken als introductie, is de vraag of de collectie - die bestaat uit video’s, schilderijen, foto’s, installaties en klein plastiek - overwegend figuratief, dan wel abstract is, vanzelfsprekend zinloos. De verzameling opdelen in verschillende disciplines is niet aan de orde. Een karakteristiek ervan is juist dat beelden eigenlijk schilderijen, en films misschien foto’s zijn. Bent u er nog?
Door een verlaten straat loopt een man, licht voorover gebogen. Op zijn rug torst hij een grote, zware zak. De zak beneemt het zicht op het hoofd van de man. Wat er in de zak zit is niet duidelijk; waar hij heen gaat evenmin.
Hij passeert een terrein waarvoor Stephen Waddel (Canada, 1968) een voorkeur heeft: onbeduidend, veronachtzaamd soms, een bouwput in Berlijn in dit geval, met aan de linkerkant een gebouw met een rood bakstenen gevel, zo typisch voor deze stad. Hoezo gevel? Een doek met een computersimulatie van een gevel zal je bedoelen, zoals tegenwoordig zo vaak wordt opgehangen, tijdens renovatie of nieuwbouw.
Was bovenstaand beeld een schilderij geweest, dan had het niemand verontrust. Een schilderij is ‘niet echt’; een schilder ‘fantaseert en manipuleert’ immers altijd. Het fascinerende is dat we met een foto te maken hebben, waaraan traditiegetrouw een groot waarheids- en betrouwbaarheidsgehalte wordt toegekend. Verward blijft de toeschouwer achter; er is geen clou, de foto vertelt ons niks en registreert ……. iets dat niet bestaat!
Het eerste shot van de film van Izima _Kaoru (Kyoto, 1954) toont een groen heuvellandschap aan zee, een wolkenlucht erboven. In het groen is een miniem rood stipje te ontwaren. Dan wordt er ingezoomd en dat brengt ons dichter bij het plot: in het gras ligt een in het rood geklede vrouw. Zij draagt een creatie van haar favoriete ontwerper, waarin ze graag zou willen sterven.
Echter, filmen doet de Japanner helemaal niet; hij is fotograaf. Maar hij kijkt op een filmische manier. En dat is precies wat Marieke Sanders bedoelt met ‘de toegevoegde waarde die niet door andere media kan worden opgeroepen’.
Kaoru’s foto’s maken deel uit van de serie [hyperlink] Landscape _with a corpse [hyperlink]; hij vergezelt ze van een nieuwsbericht dat de imaginaire moord en het slachtoffer beschrijft.
De foto’s hangen op dit moment in de hal, maar volgende week kunnen ze zomaar zijn vervangen door iets anders. In het depot staat een flink aantal werken, sommige nog onuitgepakt, keurig in rekken, te wachten op hun beurt. Als verzamelaar ben je immers geen behanger, aldus het echtpaar. Met een aanschaffrequentie van dertig stuks per jaar is, naast de zolder, een opslag buitenshuis een noodzaak.
Een van de echtelieden kan een veto uitspreken; tot een aankoop wordt alleen overgegaan als men het erover eens is. Hulp bij de selectie hebben de Sanders niet.
Negentig procent van de collectie is via galeries gekocht, aanvankelijk in Nederland. Na verruiming van het budget, worden - naast buitenlandse galeries - belangrijke beurzen bezocht in Miami, Basel, Brussel en Berlijn.
Zo’n brede oriëntatie vereist een heleboel voorbereiding; behalve galeries bezoeken Pieter en Marieke Sanders dan ook vaak musea, om te ‘kijken, te kijken en nog eens te kijken’. Als een van beiden voor kunst even geen tijd heeft, dan kan de ander een stuk op zicht naar huis meebrengen. Na jarenlang samen verzamelen is men goed op de hoogte van ieders smaak.
Druk heeft Pieter Sanders het zeker. Hij treedt twee dagen per week op als directeur, conservator, portier, administrateur, archivaris, onderzoeker - voor intern gebruik is de collectie beschreven en gecatalogiseerd - en als chauffeur.
Regelmatig komen er verzoeken binnen van musea voor het lenen van werken voor exposities. Beheer, onderhoud, het afwerken van schadeclaims, het transport naar binnen- en buitenland en de verzekeringsrompslomp zijn zeer tijdrovend.
Hulp wordt wel gezocht bij het ophangen. Stukken worden gecombineerd op de ‘Fuchsiaanse’ manier. Het is onbelangrijk of zij wat kleur betreft bij elkaar, dan wel bij de bank of de gordijnen passen. Een interessante dialoog is waar het om gaat.
Op dezelfde kast als de werken van Callan en Dröge Wendel, staat Ray Rapp. De door een chip gestuurde kleurenvideo op het piepkleine, ‘high tech’ lcd schermpje toont een polsstok springende man. Op zich niets bijzonders, zij het dan dat de installatie een herinterpretatie, oftewel een digitale reanimatie, is van de bewegingsstudies van Edward Muybridge. Rond 1875 probeerde deze fotograaf een galopperend paard, met twaalf camera's naast elkaar, vast te leggen. Al gauw werden ook menselijke bewegingen het doel van zijn experimenten; van een polsstok springende man werden vele zwart/wit beelden aan elkaar geplakt en zo werd Muybridge een pionier van de cinematografie, waarmee ook hij grenzen overschreed.
De drie witte ballonnen tegen het plafond in de woonkamer zijn geen restanten van een feestje in huize Sanders, maar maken deel uit van een installatie van Hans Op de Beeck (Turnhout, 1969). The Stewarts have a party is een project uit 2006, dat behalve een object uit een video en foto’s bestaat. De laatste getuigen van een in het wit geklede familie, inclusief feesthoedjes, die iets te vieren heeft, zoals kerst of een bruiloft. In het zwart gestoken stylisten reiken ballonnen aan, en schikken nog iets aan het kapsel en de make-up van de feestgangers, alvorens die het witte toneel betreden. De fictieve familieleden tonen geen enkele expressie, maar gedragen zich, net als de stylisten, als levensgrote marionetten. De situatie is, zacht gezegd, wat ongemakkelijk, en de sfeer bevreemdend of desolaat, zoals vaak gebeurt als een hele familie bij elkaar is.
De keuze voor hedendaagse kunst en nieuwe media impliceert heel hard werken en een constante alertheid. Een antenne voor het aanvoelen of zelfs voorspellen van trends is onmisbaar. Wanneer een kunstenaar onverhoopt over het hoofd wordt gezien op het moment dat hij ‘nieuw’ is, dan vult de familie Sanders het hiaat later niet op. Hoezeer het gemis ook wordt betreurd, in tegenstelling tot een museum, hoeft een particuliere collectie geen compleet beeldte tonen. Er worden geen hele oeuvres van kunstenaars gekocht, maar hun individuele ontwikkelingen worden wel gevolgd. Als hij of zij zich blijft vernieuwen kan er misschien worden overgegaan tot een tweede aankoop. In de loop van een paar decennia hebben Marieke en Pieter Sanders een prachtige, zeer hoogwaardige en buitengewoon fascinerende verzameling opgebouwd.